23 september 2022

Lieven Acke, bedrijfsrevisor

 

Het meest recente advies van de CBN, het advies 2022/09 handelt over de consolidatie bij de horizontale groep (consortium).

Het is niet de bedoeling in het kader van deze bijdrage in te gaan op dit advies. Het loont wel de moeite om enkele aandachtspunten voor de revisorale praktijk toe te lichten.

Frequent moet immers worden vastgesteld dat het bestaan zelf van een consortium niet wordt geïdentificeerd.

De vraag stelt zich of het tot de verantwoordelijkheid van de commissaris behoort om na te gaan of er sprake is van “centrale leiding”.

Deze vraag moet o.i. positief beantwoord worden, met dien verstande evenwel de commissaris zich gesteld kan zien voor beperkingen die zijn analyse hypothekeren.

In grote lijnen bestaan er 3 oorzaken van centrale leiding:

  • centrale leiding ten gevolge van een overeenkomst of statutaire bepalingen (onweerlegbaar vermoeden)
  • het merendeel van de bestuursorganen bestaan uit dezelfde personen (onweerlegbaar vermoeden)
  • de meerderheid van de stemrechten worden gehouden door dezelfde personen (weerlegbaar vermoeden)

Is het van belang om het bestaan van een consortium vast te stellen ? Het antwoord is ongetwijfeld positief.

Wanneer er sprake is van een consortium, verplicht artikel 3:24 WVV tot het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening waarin alle vennootschappen worden opgenomen die het consortium vormen, alsook hun dochterondernemingen. Miskenning van deze regel houdt derhalve een overtreding van het WVV in.

Tevens kan het bestaan van een consortium impact hebben op de presentatie van de statutaire jaarrekening:

  • effecten die worden aangehouden in een vennootschap waarmee een consortium wordt gevormd, worden op de balans in de enkelvoudige jaarrekening van de deelnemende vennootschap, ongeacht het deelnemingspercentage, vermeld onder de financiële vaste activa bij de “Verbonden ondernemingen”.
  • de toelichting zal melding moeten maken van het opmaken van een geconsolideerde jaarrekening.

Met betrekking tot de prestaties die van de commissaris mogen verwacht worden, kan het volgende gesteld:

  • In eerste instantie moet de commissaris onderzoeken of de onderneming zelf nagaat of er sprake kan zijn van een consortium. De verplichting tot vaststelling van het bestaan van een consortium ligt immers in eerste instantie bij de gecontroleerde zelf.
  • Dit ontslaat de commissaris niet van de plicht een onderzoek naar het bestaan van een consortium als controlestap te voorzien.
  • Er bestaan informatieverstrekkers die kunnen opgeven in welke entiteiten bestuurders een bestuursfunctie waarnemen; de controlemiddelen bestaan derhalve om dit criterium af te toetsen.
  • Moeilijker wordt het wanneer het bestaan van een consortium afhankelijk is van het al dan niet bestaan van centrale leiding ten gevolge van een overeenkomst of statutaire bepalingen of van het feit of het merendeel van de bestuursorganen bestaan uit dezelfde personen. Uiteindelijk zal een schriftelijke bevestiging onder de vorm van een representatiebrief hier soelaas moeten bieden.