18 april 2024

Afgenomen door Fernand Maillard, ere-ondervoorzitter IBR en Marc Baihain, secretaris-generaal IBR

 

Ter gelegenheid van de Dag van het Revisoraat op 22 september 2022 in Steigenberger Wiltcher’s had de voorzitter van de Franstalige ondernemingsrechtbank van Brussel, de heer Paul DHAEYER, de 200 in de zaal aanwezige bedrijfsrevisoren publiekelijk op de hoogte gebracht van zijn voornemen om een systematische controlecampagne te lanceren met betrekking tot de ondernemingen in zijn gerechtelijk arrondissement die geen commissaris hadden benoemd, terwijl ze volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (en voorheen het Wetboek van vennootschappen) daartoe wettelijk verplicht zijn. 

Fernand MAILLARD en Marc BIHAIN hadden de gelegenheid om de heer Paul DHAEYER te ontmoeten tijdens een uitgebreid gesprek, niet alleen om de resultaten van deze controlecampagne te weten te komen, maar ook om zijn bekommernissen te vernemen met betrekking tot de toename van het aantal faillissementen en de evolutie van de financiële criminaliteit in België.

Resultaten van de controles met betrekking tot de vennootschappen die geen commissaris hebben benoemd

De heer DHAEYER brengt allereerst in herinnering dat justitie over tools beschikt om onregelmatigheden, zoals de niet-aanstelling van een commissaris, op te sporen in vennootschappen en vzw’s die de wettelijke auditdrempels overschrijden, d.w.z. momenteel twee van de volgende drie criteria: een omzet van 9.000.000 euro; een balanstotaal van 4.500.000 euro; 50 werknemers in voltijdse equivalenten. 

Na een grondig onderzoek uitgevoerd door de Franstalige ondernemingsrechtbank van Brussel en een samenwerking met het IBR met betrekking tot de te volgen methodologie, werden een vijftigtal Brusselse ondernemingen opgeroepen voor ondervraging in verband met het ontbreken van een commissaris. 

Het merendeel van deze ondernemingen reageerde zeer snel. Ze erkenden spontaan de overtreding, die ze veeleer als vergeetachtigheid of nalatigheid beschouwden. Vervolgens stelden ze heel snel spontaan voor om hun situatie te regulariseren door een commissaris aan te stellen onder de bedrijfsrevisoren ingeschreven in het openbaar register van het IBR. 

Sommige ondernemingen waren echter veel terughoudender en trokken het nut van en de wettelijke verplichting tot aanstelling van een commissaris, in twijfel. Voorzitter DHAEYER verduidelijkte vervolgens: “zodra we hen hebben herinnerd aan de toepasselijke regels van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en hen hebben gewezen op de risico’s van strafsancties tegen de bestuurders, hebben ook deze vennootschappen hun situatie zo spoedig mogelijk geregulariseerd”. (vrije vertaling) 

Deze controlecampagne was een echt succes voor voorzitter DHAEYER, want na enkele maanden waren alle gecontroleerde vennootschappen en verenigingen in orde, zodat we ons erover kunnen verheugen dat geen enkel dossier aan het parket diende te worden overgemaakt.

Belang van de rol van de commissaris 

De heer DHAEYER wijst erop dat 50 vennootschappen (waarvan sommige werkelijk van zeer respectabele omvang) al een significant aantal is voor het gerechtelijk arrondissement Brussel. Hij heeft de gevolgde methodologie ook overgemaakt aan alle voorzitters van de Belgische ondernemingsrechtbanken, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, en hen ertoe aangezet om dit soort controles uit te voeren. 

Volgens de voorzitter van de Franstalige ondernemingsrechtbank van Brussel zijn deze controles niet louter formeel. “De controles met betrekking tot de benoeming van een commissaris zijn van essentieel belang omdat ze binnen de twee bevoegdheidsgebieden van de ondernemingsrechtbank vallen, namelijk enerzijds een missie van bijstand en begeleiding ten behoeve van ondernemingen en anderzijds de naleving van de openbare orde”, aldus de heer DHAEYER. (vrije vertaling) 

Volgens de heer DHAEYER bevindt de bedrijfsrevisor zich in zijn rol als commissaris op het snijvlak van deze twee gebieden. Door zijn adviesverlening fungeert hij immers als gids voor de onderneming en door zijn controles draagt hij bij tot de naleving van de bepalingen van openbare orde die ondernemingen moeten naleven, en bijgevolg tot de goede werking van de economie. 

Als voorzitter van de ondernemingsrechtbank stelt hij vast dat er veel minder problemen zijn met de naleving van de wet en veel minder risico op faillissement in ondernemingen die gebruikmaken van de diensten van een commissaris.  

In dit opzicht heeft de heer DHAEYER ons verklaard dat hij met enige bezorgdheid, of zelfs enige angst, de gevolgen afwachtte van de onlangs besliste verhoging van de auditdrempels, namelijk een omzet van 11.250.000 euro; een balanstotaal van 6.000.000 euro; 50 werknemers in voltijdse equivalenten. 

Rechter DHAEYER vervolgde immers: “De commissaris heeft een pedagogische rol wanneer hij zijn bekommernissen meedeelt aan de leidinggevenden van de ondernemingen. Dit neutraal en objectief beeld is een troef voor de ondernemingen, hun managers en aandeelhouders, maar ook voor het personeel en derden, omdat het hen in staat stelt betere beslissingen te nemen”. (vrije vertaling)

Problematiek van slapende vennootschappen

Alvorens in te gaan op zijn huidige uitdagingen, wil de heer DHAEYER herinneren aan de acties die door zijn teams zijn ondernomen sinds zijn aantreden aan het hoofd van de ondernemingsrechtbank. 

In de eerste plaats werden duizenden slapende vennootschappen, d.w.z. heel vaak spookvennootschappen, na grondige, professionele en systematische controles die op zijn verzoek door de griffie van zijn rechtbank zijn uitgevoerd, aan het licht gebracht en gerechtelijk in vereffening gesteld.

Dit is niet zomaar een cosmetische schoonmaakoperatie. Deze slapende vennootschappen werden vaak opgericht door stromannen en dienden vaak als juridische instrumenten om geld afkomstig uit illegale en soms maffia-gerelateerde activiteiten wit te wassen. Laten we niet naïef zijn, verklaart de heer DHAEYER: “Brussel stond bekend om zijn lakse houding bij de controle op vennootschappen, en trok “witwassers” uit heel Europa en daarbuiten aan. Het is onze bedoeling om daar een einde aan te maken”. (vrije vertaling) 

De door de griffie uitgevoerde systematische controles om deze slapende vennootschappen aan het licht te brengen en te voorkomen dat er nieuwe “spookvennootschappen” worden opgericht, kunnen immers het Brusselse financieel centrum opschonen en mensen met slechte bedoelingen op afstand houden. Op die manier wordt Brussel opnieuw aantrekkelijk voor ondernemingen met een reële economische activiteit. 

In deze context verzet rechter DHAEYER zich tegen de praktijk van domiciliëring van vennootschappen in onder meer ondernemingscentra. Volgens zijn ervaring zijn mensen die  instemmen met de domiciliëring van vennootschappen op hun kantooradres onverantwoordelijk. Hij specificeert: “Deze ondernemingscentra lopen zeer grote risico’s die ze zich niet kunnen voorstellen, meer bepaald van strafrechtelijke aard. Ik raad deze praktijken ten zeerste af”. (vrije vertaling)

Continuïteitsrisico

Het aantal gerechtelijke reorganisatie- en faillissementsprocedures is de afgelopen maanden aanzienlijk toegenomen. De heer DHAEYER en zijn teams zien de dossiers in de ondernemingsrechtbank komen en gaan. 

Hij stelt met ontzetting vast dat de oorzaken van continuïteitsproblemen vaak dezelfde zijn, ongeacht de grootte van de vennootschappen. 

Er kunnen twee belangrijke trends worden waargenomen. 

Enerzijds hebben veel ondernemingen, uit angst om hun marktaandeel te verliezen, hun productiekosten onvoldoende doorgerekend in de prijs van de goederen of diensten die ze verkopen, waardoor hun marges afnemen. De afgelopen maanden zijn de productiekosten in alle sectoren echter aanzienlijk gestegen. Het betreft de energie- en grondstofprijzen, maar ook de gevolgen van de automatische loonindexering. 

Het is beangstigend vast te stellen dat veel ondernemingen zo recht op de muur afstevenen, zonder hun bedrijfsmodel in vraag te stellen. Toch kan heel vaak, als men de moed heeft om tijdig te handelen, met een objectieve cijferanalyse en goed advies, kan het businessplan worden aangepast en een faillissement worden voorkomen. 

Anderzijds is de tweede oorzaak van continuïteitsproblemen volgens rechter DHAEYER de chronische onderkapitalisatie van bepaalde vennootschappen, soms gepaard gaand met praktijken van over-vergoeding van kapitaal in familiale vennootschappen. Zo is na een gerechtelijke reorganisatieprocedure vaak een kapitaalversterking nodig, niet om de schulden af te lossen, maar om de groei te financieren. Het nieuwe WVV, dat niet langer voorziet in minimumvereisten voor kapitalisatie (met uitzondering van de naamloze vennootschappen), heeft deze risico’s op onderkapitalisatie verder vergroot.

Volgens rechter DHAEYER is hier een belangrijke rol weggelegd voor de beoefenaars van economische beroepen, ongeacht of het gaat om accountants of bedrijfsrevisoren, namelijk om hun cliënten objectief te adviseren, maar vooral door hen uit te dagen zowel met betrekking tot hun bedrijfsmodel (meer bepaald de berekening van de reële kostprijs van hun goederen of diensten) als met betrekking tot hun balansstructuur en de kapitalisatievereisten. 

Een ander aandachtspunt van rechter DHAEYER met betrekking tot de risico’s voor de bedrijfscontinuïteit heeft betrekking op overheidsopdrachten: “Het principe van de “laagste bieder”, dat vaak de basisregel bij overheidsopdrachten is, is veelal een bron van problemen. Het leidt tot ondraaglijke druk bij de kmo’s die deelnemen aan deze overheidsopdrachten, met gevolgen voor hetzij hun winstgevendheid (of zelfs hun continuïteit), hetzij de kwaliteit van de dienstverlening”. (vrije vertaling) 

Volgens hem zou de wetgeving inzake overheidsopdrachten grondig dienen te worden herzien door hierin andere kwalitatieve criteria op te nemen, zoals de voorkeur voor de lokale economie, de naleving van de ESG-normen of de technische bekwaamheid en de solvabiliteit van de medecontractanten.

Slotoverwegingen

Wat rechter DHAEYER het meest verontrust, is de evolutie van de onveiligheid in Brussel. De handel in illegale stoffen teistert onze samenleving. Nog afgezien van de problemen van onveiligheid waarmee de stad Brussel wordt geconfronteerd, moeten we ons ervan bewust zijn dat hier aanzienlijke hoeveelheden geld circuleren en worden witgewassen door maffiaorganisaties die over de middelen beschikken om onze politieambtenaren en andere vertegenwoordigers van de openbare orde en justitie om te kopen. 

Het is echt de hoogste tijd om de fundamentele oorzaken van deze handel aan te pakken en een einde te maken aan de verdachte geldstromen die er het gevolg van zijn. 

De conclusie van rechter DHAEYER is heel duidelijk: “Als we op het niveau van de overheid niet gecoördineerd, heel snel en vastberaden optreden, zal de reputatie van het financiële centrum van Brussel, en meer in het algemeen die van België, ernstige schade oplopen, en dit nog voor een lange tijd”. (vrije vertaling)