3 november 2025
Door de ESG-Commissie van het IBR
Wave 1 bedrijven moesten voor het eerst in 2025 (rapportering over boekjaar 2024) duurzaamheidsinformatie rapporteren in overeenstemming met de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) wetgeving, en opgesteld op basis van de Europese Sustainability Rapporteringsstandaarden (ESRS).
Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) heeft een analyse uitgevoerd op basis van een steekproef van 41 Belgische commissaris/bedrijfsrevisor-limited assurance verslagen met betrekking tot de (geconsolideerde) duurzaamheidsinformatie van ondernemingen in scope van de CSRD in 2024.
Deze analyse van de uitgebrachte verslagen had als voornaamste doel een vergelijking te maken qua structuur en inhoud, tussen deze verslagen en het “modelverslag van de commissaris/bedrijfsrevisor betreffende de beperkte mate van zekerheid over de (geconsolideerde) duurzaamheidsinformatie”, zoals gepubliceerd door het IBR als deel van het ontwerp “Specifieke beroepsnorm voor opdrachten van assurance van (geconsolideerde) duurzaamheidsinformatie door de wet toevertrouwd aan de bedrijfsrevisor”, goedgekeurd door de Hoge Raad voor Economische Beroepen (HREB) op 14 april 2025.
Tijdens deze analyse heeft het Instituut zich voornamelijk gericht op:
We hebben opgemerkt dat slechts een zeer beperkt aantal uitgebrachte verslagen, 3 in onze analyse van 41 onderzochte verslagen, een aangepaste conclusie bevatten. Hierbij betreft het één verslag waarbij een afkeurende conclusie werd uitgebracht en twee verslagen waarbij een voorbehoud werd geformuleerd. De redenen voor de afkeurende conclusie vinden hun oorsprong in het niet afwerken van de dubbele materialiteitsanalyse, het gebruik van een andere rapporteringsstandaard dan de ESRS, en het onvoldoende aantonen van de overeenstemming met de EU Taxonomie.
Bij de analyse van de voorbehouden, hebben we kunnen vaststellen dat deze zeer specifiek zijn, meestal te wijten aan ontbrekende duurzaamheidsinformatie, bijvoorbeeld van acquisities tijdens het jaar of van groepsvennootschappen buiten België.
Gezien het specifiek karakter van de aangepaste conclusies werden deze niet verder in detail onderzocht in onze analyse.
We noteren dat het feit dat slechts een beperkt aantal niet-standaardverslagen zijn opgesteld in België, consistent is met wat we kunnen lezen in gelijkaardige benchmarkstudies in de ons omringende landen.
Het IBR-modelverslag voorziet de mogelijkheid voor de commissaris/bedrijfsrevisor om, zonder afbreuk te doen aan zijn/haar geformuleerde conclusie, de aandacht te vestigen op specifieke omstandigheden of toelichting(en) in de duurzaamheidsinformatie.
In de 41 verslagen van onze analyse zagen we in 4 onder deze het gebruik van een paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden. Deze aangelegenheden werden zeer specifiek omschreven, eigen aan de duurzaamheidsinformatie en de context van de entiteit of de groep:
Als voorbeeld van overige aangelegenheden vermeldt het IBR modelverslag:
“Overige aangelegenheden
[…]
Te gebruiken in het eerste jaar waarin de assuranceopdracht over de duurzaamheidsinformatie werd toevertrouwd: De reikwijdte van onze werkzaamheden is beperkt tot onze assuranceopdracht met een beperkte mate van zekerheid over de duurzaamheidsinformatie van de Vennootschap. Onze assuranceopdracht met een beperkte mate van zekerheid strekt zich niet uit tot informatie met betrekking tot de vergelijkende informatie “
In onze analyse hebben we kunnen vaststellen dat de bovenstaande paragraaf en formulering consistent werden toegepast door de betreffende bedrijfsrevisoren in onze selectie van verslagen.
In zeer beperkte gevallen (slechts 2 in onze analyse van 41 onderzochte verslagen) hebben we gemerkt dat de bedrijfsrevisor die het verslag betreffende de beperkte mate van zekerheid met betrekking tot de duurzaamheidsinformatie uitgeeft, niet dezelfde is als de commissaris betreffende de financiële informatie.
Dit betekent dat de overgrote meerderheid van vennootschappen in scope van de CSRD in 2024, de voorkeur hebben gegeven om hun duurzaamheidsinformatie ook te laten nakijken door hun commissaris.
In de zeer beperkte gevallen waar de bedrijfsrevisor betreffende de duurzaamheidsinformatie niet de commissaris is, willen we opmerken dat het belangrijk is in een paragraaf “andere informatie” hier specifiek naar te verwijzen en duidelijk vast te stellen wat er al dan niet binnen de verantwoordelijkheid valt van de tekenende bedrijfsrevisor:
“Het bestuursorgaan van de Vennootschap is verantwoordelijk voor de andere informatie. De andere informatie omvat de financiële overzichten en de toelichtingen daarbij, het jaarverslag en andere informatie opgenomen in het jaarrapport van de Vennootschap, maar omvat geen duurzaamheidsinformatie, of ons assurance verslag daarover. Onze conclusie over de duurzaamheidsinformatie heeft geen betrekking op de andere informatie en wij brengen hierover geen enkele assurance conclusie tot uitdrukking. In het kader van onze assuranceopdracht met een beperkte mate van zekerheid met betrekking tot de duurzaamheidsinformatie, is het onze verantwoordelijkheid om de andere informatie in het jaarrapport van de Vennootschap te lezen, en daarbij na te gaan of dergelijke andere informatie van materieel belang zijnde inconsistenties bevat met de duurzaamheidsinformatie of met de kennis die wij hebben verkregen in het kader van de assuranceopdracht met een beperkte mate van zekerheid, dan wel of de andere informatie anderszins afwijkingen van materieel belang lijkt te bevatten. Indien wij op basis van de door ons uitgevoerde werkzaamheden concluderen dat er sprake is van een afwijking van materieel belang in deze andere informatie, zijn wij ertoe gehouden om dit te melden. We hebben in dit verband niets te melden.”
Het modelverslag voorziet de mogelijkheid voor de commissaris/bedrijfsrevisor om een specifieke beschrijving toe te voegen van significante inherente beperkingen die verband houden met de meting of evaluatie van de duurzaamheidskwesties ten opzichte van de van toepassing zijnde criteria.
We hebben opgemerkt dat in geen enkel van de 41 onderzochte verslagen in de sectie “inherente beperkingen” een paragraaf in dit verband is opgenomen. We kunnen hieruit concluderen dat indien de betrokken ondernemingen deze inherente beperkingen voldoende beschrijven in de duurzaamheidsinformatie, dat bedrijfsrevisoren het niet nodig achten deze nogmaals op te nemen in het verslag.
We hebben wel opgemerkt dat alle 41 onderzochte verslagen de paragraaf omtrent de onzekerheid met betrekking tot toekomstgerichte informatie standaard opnamen in deze sectie van het verslag.
Als voorbeeld van inherente beperkingen vermeldt het modelverslag:
“Bij het rapporteren van toekomstgerichte informatie in overeenstemming met de ESRS, wordt van het bestuursorgaan van de Vennootschap vereist dat het de toekomstgerichte informatie opstelt op basis van toegelichte veronderstellingen over gebeurtenissen die zich in de toekomst kunnen voordoen en mogelijke toekomstige maatregelen van de Vennootschap. De feitelijke werkelijke uitkomst zal waarschijnlijk anders zijn, aangezien verwachte gebeurtenissen vaak niet plaatsvinden zoals verwacht en de afwijking daarvan van materieel belang kan zijn. “
Tenslotte is de voorziene paragraaf (in geval van toepassing) met betrekking tot ongedefinieerde wettelijke en andere niet door de wet gedefinieerde termen in slechts 2 van de 41 verslagen in onze analyse gehanteerd.
“[Bij het bepalen van de toelichtingen in de duurzaamheidsinformatie interpreteert het bestuursorgaan van de Vennootschap ongedefinieerde wettelijke en andere niet door de wet gedefinieerde termen. Ongedefinieerde juridische en andere niet door de wet gedefinieerde termen kunnen verschillend worden geïnterpreteerd, met inbegrip van de juridische overeenstemming met de wet van hun interpretatie, en zijn derhalve onderhevig aan onzekerheden.]
Het modelverslag voorziet een overzicht van uitgevoerde werkzaamheden dewelke verder aangepast of aangevuld dienen te worden door de commissaris/bedrijfsrevisor op basis van de werkzaamheden effectief uitgevoerd in kader van de opdracht. De werkzaamheden dienen te worden samengevat, maar het is van belang dat de beschrijving van de werkzaamheden niet de indruk wekt dat er een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden is uitgevoerd, en het is niet de bedoeling dat het gehele werkprogramma beschreven wordt in deze sectie.
Opgenomen werkzaamheden in het modelverslag:
Op basis van onze analyse van de uitgebrachte verslaggeving stellen wij het volgende vast:
Clément De Bruyn, junior advisor regelgeving IBR