2 mei 2023

Ontwerp van norm inzake de opdracht van de beroepsbeoefenaar in het kader van de beoordeling van het getrouw en voldoende zijn van de financiële en boekhoudkundige gegevens opgenomen in het verslag van het bestuursorgaan (Wetboek van vennootschappen en verenigingen)

Lopende procedure

Beslissing van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen: weigering tot goedkeuring na een lange en moeizame procedure

Historiek

De ontwerpnorm werd op 24 september 2021 na openbare raadpleging voorgelegd aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB) en de minister van Economie. De hoorzitting bij de HREB vond plaats op 5 januari 2022. Omdat het hier een gemeenschappelijke norm betrof, werd ook het ITAA hierop uitgenodigd.  

De norm werd geherformuleerd na deze hoorzitting en werd op 4 februari 2022 opnieuw voorgelegd aan de HREB en de minister.  

Verschillende punten die door de HREB werden opgeworpen, waaronder het toepasselijk referentiekader  op het (interne) kwaliteitsmanagementsysteem van de kantoren, hadden tevens een impact op een aantal andere normen die op dat ogenblik in openbare raadpleging waren.  

Op 12 februari 2022 richtte de HREB een tweede verzoek tot herformulering aan het IBR. 

Hierop volgde een periode van intensief overleg tussen het IBR, het ITAA en de HREB, waarna de Raad van het IBR vastgesteld heeft dat het op dat moment technisch niet mogelijk was om verder te gaan met het opstellen van de lopende gemeenschappelijke normen wat de bijzondere opdrachten uit het WVV betreft, die wij delen met de gecertificeerd accountants, zolang de problematiek omtrent het kwaliteitsmanagement binnen deze kantoren niet werd geregeld. 

Om het algemeen belang te vrijwaren en de bedrijfsrevisoren zo snel mogelijk de rechtszekerheid te bieden bij de uitvoering van de opdrachten die hen door de wet werden toevertrouwd, was de Raad van het IBR van mening dat, om tegemoet te komen aan het verzoek tot herformulering, deze ontwerpnorm, in eerste instantie, enkel van toepassing zou zijn op de bedrijfsrevisoren. De Raad van het IBR vroeg bijgevolg op 4 november 2022 aan de HREB en de minister van Economie om de geherformuleerde ontwerpnorm goed te keuren. 

Beslissing van de HREB

Op 27 januari 2023 besliste de HREB om deze goedkeuring te weigeren. Deze beslissing werd ons per aangetekend schrijven meegedeeld op 8 februari 2023. De Raad van het IBR heeft zijn ongenoegen hierover geuit. 

Volgende stappen

De Raad van het IBR onderzoekt op dit moment de volgende stappen in het kader van de normatieve strategie.  

De Raad heeft terzake op 26 april 2023 een advies aangenomen: advies 2023/02.

 

Openbare raadpleging

Ontwerp van norm, zoals ter goedkeuring- voorgelegd na het tweede verzoek tot herformulering

Hieronder vindt u de ontwerpnorm, zoals ter goedkeuring voorgelegd aan de HREB en de minister van Economie na het tweede verzoek tot herformulering van de HREB: 

Ontvangen commentaren op de openbare raadpleging  die door het IBR werd georganiseerd en standpunt van de Raad van het IBR

Het IBR heeft binnen de termijn van de openbare raadpleging van 3 respondenten (bedrijfsrevisoren, bedrijfsrevisorenkantoren die de vennoten en de medewerkers vertegenwoordigen, alsook van hierna belanghebbende partijen). U kan deze samen met het standpunt van de Raad van het IBR omtrent de ontvangen reacties hierna terugvinden. In het kader van de regelgeving betreffende de bescherming van het privé-leven, werd de uitdrukkelijke toestemming van de respondenten gevraagd om de integrale brieven te publiceren op de website van het IBR. 

Openbare Consultatieprocedure

Van 15 april 2021 tot 16 mei 2021 organiseerde  de Raad van het IBR een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 31 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.