4 mei 2023

Geldende norm

Normen inzake de controle bij het voorstel tot ontbinding van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (in werking getreden op 6 december 2002)

Deze norm is nog niet aangepast aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) (zie hierna, “lopende procedure”).

 

Ontwerp van Norm inzake de opdracht van de bedrijfsrevisor bij de ontbinding en vereffening van vennootschappen

Lopende procedure

Beslissing van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen: onontvankelijkheidsverklaring na een lange en moeizame procedure

Historiek 

In het kader van de goedkeuringsprocedure van het ontwerp van norm inzake de opdracht van de beroepsbeoefenaar in het kader van de beoordeling van het getrouw en voldoende zijn van de financiële en boekhoudkundige gegevens opgenomen in het verslag van het bestuursorgaan (Wetboek van vennootschappen en verenigingen) heeft de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB) verschillende punten opgeworpen, die tevens een impact op een aantal andere normen die op dat ogenblik in openbare raadpleging waren. Eén van deze normen was het ontwerp van norm “ontbinding en vereffening van vennootschappen”.  

Na een periode van intensief overleg tussen het IBR, het ITAA en de HREB heeft de Raad van het IBR vastgesteld dat het op dat moment technisch niet mogelijk was om verder te gaan met het opstellen van de lopende gemeenschappelijke normen wat de bijzondere opdrachten uit het WVV betreft, die wij delen met de gecertificeerd accountants, zolang de problematiek omtrent het kwaliteitsmanagement binnen deze kantoren niet werd geregeld. 

Om het algemeen belang te vrijwaren en de bedrijfsrevisoren zo snel mogelijk de rechtszekerheid te bieden bij de uitvoering van de opdrachten die hen door de wet werden toevertrouwd, was de Raad van het IBR van mening dat deze ontwerpnorm, in eerste instantie, enkel van toepassing zou zijn op de bedrijfsrevisoren. De Raad van het IBR vroeg bijgevolg op 14 november 2022 aan de HREB en de minister van Economie om de ontwerpnorm goed te keuren. 

Beslissing van de HREB 

Op 27 januari 2023 besliste de HREB dat het verzoek tot goedkeuring onontvankelijk was. Deze beslissing werd ons per aangetekend schrijven meegedeeld op 9 februari 2023. De Raad van het IBR heeft zijn ongenoegen hierover geuit. 

Volgende stappen 

De Raad van het IBR onderzoekt op dit moment de volgende stappen in het kader van de normatieve strategie.  

De Raad heeft ter zake op 26 april 2023 een advies aangenomen: advies 2023/05

 

Openbare raadpleging

Ontwerp van norm, zoals ter goedkeuring voorgelegd 

Hieronder vindt u de ontwerpnorm, zoals ter goedkeuring voorgelegd aan de HREB en de minister van Economie. 

Ontvangen commentaren op de openbare raadpleging die door het IBR werd georganiseerd en standpunt van de Raad van het IBR 

Het IBR heeft binnen de termijn van de openbare raadpleging van 5 respondenten (bedrijfsrevisoren, bedrijfsrevisorenkantoren die de vennoten en de medewerkers vertegenwoordigen, alsook van andere belanghebbende partijen) een reactie ontvangen. De Raad van het IBR heeft tevens rekening gehouden met 2 reacties die buiten de termijn werden ontvangen omdat deze relevant werden geacht. 

U kan deze samen met het standpunt van de Raad van het IBR omtrent de ontvangen reacties hierna terugvinden. In het kader van de regelgeving betreffende de bescherming van het privéleven, werd de uitdrukkelijke toestemming van de respondenten gevraagd om de integrale brieven te publiceren op de website van het IBR. 

Consultatieprocedure

Van 15 december 2021 tot 15 februari 2022 organiseerde  de Raad van het IBR een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 31 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.